Tillegg:Pronomen i nederlandsk

Dette er en oversikt over pronomen i nederlandsk.

Subjektsform Objektsform Eiendomspronomen Refleksive pronomen
betonede former ubetonede former betonede former ubetonede former betonede former ubetonede former predikativt
singular
1. person entall ik 'k1 mij me mijn m'n1 mijne me
2. person jij je jou je jouw je jouwe je
2. person (flamsk/dialekter) gij ge u uw uwe u
2. person (formelt) u u uw uwe zich
3. person hankjønn hij ie1 hem 'm1 zijn z'n1 zijne zich
3. person hunkjønn zij ze haar 'r1, d'r1 haar 'r1, d'r1 hare zich
3. person intetkjønn het 't1 het 't1 zijn z'n1 zijne zich
flertall
1. person wij we ons ons, onze2 onze ons
2. person jullie je jullie je jullie je je
2. person (flamsk/dialekter) gij ge u uw uwe u
2. person (formelt) u u uw uwe zich
3. person zij ze hen3, hun4 ze hun hunne zich
1) Ikke så vanlig skriftlig.
2) Bøyes som et adjektiv.
3) Brukes som direkteobjekt (akkusativ).
4) Brukes som indirekte objekt (dativ).